De zaak over Shell in Nigeria had niet in New York, maar in Nederland geschikt moeten kunnen worden

Het recht op een schoon milieu moet ook in Nederland worden verankerd

Gepubliceerd: 11 juni 2009 14:04 | Gewijzigd: 12 juni 2009 13:46

Buitenlandse slachtoffers van verrichtingen van Nederlandse bedrijven moeten in Nederland verhaal kunnen halen, menen Ruud Lubbers en anderen.

Door Ruud Lubbers e.a.

Demonstratie van leden van de Nigeriaanse Ogoni-gemeenschap tegen oliegigant Shell, eind mei in New York.   Foto AP
Demonstratie van leden van de Nigeriaanse Ogoni-gemeenschap tegen oliegigant Shell, eind mei in New York.
Foto AP

Shell en de nabestaanden van de geëxecuteerde Ogonileider Ken Saro-Wiwa hebben maandag hun rechtszaak geschikt. Deze zaak, die klaarstond om door een New Yorkse jury te worden beoordeeld, is hiermee tot een eind gekomen na dertien jaar juridisch gevecht. Shell betaalt 15,5 miljoen dollar als gebaar aan de nabestaanden, ter compensatie van schade en leed. Echter, ook andere Ogoni-mensen hebben geleden. Met 5 miljoen dollar van het schikkingsbedrag zetten de nabestaanden daarom een fonds op ten gunste van het Ogonivolk.

Voor alle partijen is dit een goede oplossing: voor de nabestaanden zijn de rechtszaken nu afgelopen. Die procedures hadden immers nog jaren kunnen voortduren als er hoger beroep zou worden ingesteld. Zij kunnen nu hun leven op een positieve manier invullen. Shell is verlost van veel negatieve publiciteit. Deze schikking kan voor Shell ook een nieuwe basis bieden voor verder overleg in de Ogoni Delta. Het zal de dialoog met belanghebbenden bij de oliewinning in Nigeria bevorderen.

Terug naar Nederland. Anno 2009 toont deze zaak ons twee lacunes in het Nederlandse recht. Wij kennen geen recht op een schoon en gezond milieu en wij bieden slachtoffers van internationale mensenrechtenschendingen geen mogelijkheid om hier naar de rechter te stappen.

Waar ging de zaak over? Wiwa junior is de zoon van de in 1995 geëxecuteerde advocaat, schrijver en schoon-milieubepleiter Ken Saro-Wiwa uit de Ogoni Delta in Nigeria. Wiwa junior had het olieconcern Shell gedagvaard voor medeplichtigheid aan milieuwandaden, moord en marteling van het toenmalige militaire regime van generaal Abacha. Dat het Nigeriaanse regime mensenrechten had geschonden, werd al in 1996 vastgesteld door een VN Fact-finding Mission onder leiding van de Indiase rechter Justice Malimath.

De Afrikaanse Commissie voor de Mensenrechten kwam in 2002 met een zeer interessante uitspraak over de kwestie. Naast politieke rechten bevat het Afrikaanse Mensenrechten Handvest het recht op een schoon en gezond milieu. De Commissie vond dat het Nigeriaanse bewind dit recht had geschonden door aan oliebedrijven de ruimte te geven de Ogoni Delta te verwoesten. Het recht op levensonderhoud was ook geschonden, omdat vervuilde rivieren en landbouwgrond minder vis en producten opbrengen. Dit terwijl de overheid de rechten van haar burgers had moeten beschermen.

Een recht op een schoon en gezond milieu is ook in het Amerikaanse Mensenrechtenverdrag opgenomen en in honderd nationale grondwetten. Dichterbij huis is het met dit recht slecht gesteld. Dit recht is niet in de Nederlandse Grondwet noch in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens opgenomen. Er moeten spoedig stappen in die richting worden ondernomen.

Ook op een ander front is het in Nederland met het recht slecht gesteld: de mogelijkheid voor slachtoffers om in Nederland verhaal te halen. Wiwa junior moest zijn heil zoeken in New York, in plaats van in Nederland of Engeland, de thuislanden van Royal Dutch. In de VS biedt een bijzondere wet aan (niet-)Amerikanen de mogelijkheid een rechtszaak aan te spannen wegens internationale mensenrechtenschendingen, ook als deze in het buitenland gebeurden. Als Nederlander en Europeaan zouden we ons moeten schamen dat Wiwa’s familieleden niet in Nederland terechtkunnen met hun klachten. Hier is werk aan de winkel voor onze parlementariërs.

Dit punt komt ook prominent naar voren in het vorig jaar verschenen rapport van professor Ruggie, de speciale VN-vertegenwoordiger op het gebied van mensenrechten en bedrijfsleven. Hij stelt vast dat overheden mensenrechten moeten beschermen en bedrijven mensenrechten moeten respecteren. Bovendien moeten ze samenwerken om slachtoffers verhaal te laten halen. Ruggie adviseert bedrijven om zorgvuldig onderzoek te doen – binnen hun eigen bedrijf en bij partijen waarmee ze samenwerken – om zeker te weten dat zij niet (indirect) meewerken aan mensenrechtenschendingen. De maatschappij verwacht maatschappelijk verantwoord gedrag van bedrijven en zeker van multinationals vanwege hun grote macht en invloed.

https://files.edsondepary.webnode.com/200002167-79e117adb1/animated_favicon1.gif