Het goede weglopen

Het goede weglopen

Weglopen, goed weglopen, is een kunst en Geert Wilders heeft er talent voor, wat je verder ook van hem mag denken.

Ik heb met plezier zitten kijken naar de manier waarop hij de Tweede Kamer achter zich liet. Het zag er heel spontaan uit, hoewel het ongetwijfeld ’s nachts tot in de laatste uurtjes was ingestudeerd met een onnozele bodyguard in de rol van Pieter van Geel en een stamelende mevrouw Wilders als Mariët Hamer. Woordkeuze en timing waren daardoor perfect.

Hoe loop je weg? Het is vooral een kwestie van poten. Ik verklaar me nader. Je hebt achterste poten en hoge poten. Het begint met de achterste. Daarop ga je tegenover het doelwit van je verontwaardiging staan en je zegt hem in het jargon van de drift wat je van hem vindt.

Wilders, een sterk punt van hem, put daarvoor altijd uit de omgangstaal. Handige populist als hij is, kiest hij versleten zegswijzen die hij omsmeedt tot bliksemende oneliners. „De minister is knettergek.” „Het moet niet gekker worden.” „Drie keer niks.” Tegen Van Geel snauwde hij: „We zitten hier voor Piet Snot en de Kamer staat in zijn hemd [...], eindelijk moet er iemand opstaan die zegt: dit pikken we niet meer!” Drie volkse clichés in één statement - daar zou zelfs Jan Marijnissen („effe dimme”) - zijn vingers bij aflikken.

Maar dat is niet voldoende. Als wegloper moet je soepel van de achterste poten in de hoge poten kunnen overschakelen. Ook dat deed Wilders uiterst bedreven. Het zag er een beetje fascistoïde uit, zoals hij met dat gehoorzame legertje discipelen de Kamer uitmarcheerde, maar hij deed het met rechte rug en opgeheven hoofd (dat op de kruin wel wat bijgebleekt moet worden) en, heel belangrijk, hij keek niet om.

Het lijkt allemaal makkelijk, maar dat is het niet.
Ik bedoel nu het echte dramatische weglopen. Ik heb het zelf één keer gedaan bij een bedrijf waarvan de leiding me niet aanstond. Heerlijk. Een korte mededeling, rustig je spullen pakken en dan de deur nauwkeurig achter je sluiten. Daarna de diepe voldoening: hier kom ik nooit meer terug. Thuis weglopen is veel moeilijker. Ik zie mezelf dan altijd in een desolate stationsrestauratie zitten met twee schakende Turkse Nederlanders naast me.

„Hoe vaak ben jij bij mij weggelopen?” vroeg ik mijn vrouw.
„Drie keer”, wist ze met verrassende precisie.
„Weet je nog waar het over ging?”
„Nee, echt niet.”

De eerste keer was ze met de auto een uurtje gaan rijden, de tweede keer had ze een paar blokjes in regen en wind gelopen en de derde keer had ze het met boodschappen in de stad gecombineerd - dat telt eigenlijk niet.

De grootste moeilijkheid van het weglopen is het terugkomen, stelden we vast. Terugkomen heeft per definitie iets van een nederlaag. Hallo, daar ben ik weer, het regende zo. Dat wordt ook het probleem van Wilders. Ooit klaagde hij over een cordon sanitaire, nu legt hij zelf de Kamer zo’n boycot op. Hij wil niets met de Kamer te maken hebben. Dat mag, maar hij kan niet wegblijven, want dan zet hij zichzelf buitenspel. Er komt een moment waarop hij weer tegenover Van Geel en al die anderen zal staan.

Wat dán? Dat hangt ook van Van Geel af. Als ik Van Geel was zou ik hetzelfde doen wat je bij je terugkerende partner moet doen: lief over het bolletje aaien.

https://files.edsondepary.webnode.com/200002167-79e117adb1/animated_favicon1.gif